Nederlands Klootschietreglement
Deel 1 Definities / begrippen
1.1 Kloot
Een kloot is een massieve bal/bol, verzwaard met lood.
1.1.1 Definitie 1
In de kloot worden drie gaten geboord van gelijke diameter die onderling loodrecht op elkaar staan, en die in het midden bij elkaar komen. De gaten moeten homogeen worden gevuld met lood, de uiteinden van de “pillen” lood dienen deel uit te maken van het loopvlak.
De minimum diameter bedraagt 50 millimeter. Aan een maximum diameter wordt geen eis gesteld, evenmin aan een minimum of maximum gewicht.
1.1.2 Het basismateriaal
Het basismateriaal bestaat uit HOUT.
Mits voldaan aan punt 1.1.1 mogen ook andere materialen worden aangewend, doch deze mogen ALLEEN bij wedstrijden op de “straat” worden gebruikt.
1.2 Lengte van het schot
1.2.1 Definitie 1
De lengte van het schot is de afstand tussen de afzetlijn (volgens 1.3) en de plaats waar de kloot de eerste keer neerkomt (raakpunt) op de wedstrijdbaan. Dit is van toepassing bij het “zetten”.
1.2.2 Definitie 2
De lengte van het schot is de afstand tussen de afzetlijn (volgens 1.3) en de plaats waar de kloot inclusief uitrol volkomen stil ligt, gemeten over een denkbeeldig lijnstuk op de hartlijn van de baan.
1.3 Afzetgebied/afzetlijn
De voorzijde van het afzetgebied, de afzetlijn, wordt op de veldbaan gemarkeerd door een stok en op de straatbaan door een markeringslint. De afzetlijn ligt haaks op de hartlijn van de baan.
1.4 Beginpunt
Het beginpunt van een schot is de plaats waar de kloot de hand van de speler verlaat.
1.5 Eindpunt
Het eindpunt van een schot is de afzetlijn vermeerderd met de lengte van het schot (volgens definitie 1.2.1 of 1.2.2).
1.6 Baanbegrenzing
De zijdelingse baanbegrenzing dient voor een ieder duidelijk waarneembaar te zijn. Zij kan zijn aangegeven door (afstands)piketten, linten, danwel door natuurlijke begrenzing (bijvoorbeeld sloot, struiken- of bomenrij). Zij is afhankelijk van de plaatselijke mogelijkheden/gebruiken.
Op de straatbaan wordt de zijdelingse baanbegrenzing aangegeven door een denkbeeldige lijn, drie meter aan weerszijden van de verharde weg, evenwijdig aan de hartlijn van de straatbaan.
1.7 Uitloop na finishlijn
Afstand tussen de finishlijn en de plaats waar de kloot tot rust is gekomen, gemeten over een denkbeeldig lijnstuk evenwijdig aan de hartlijn van de baan is, de uitloop na finishlijn.
1.8 Omlegpunt/finishlijn
1.8.1 Omlegpunt
Het omlegpunt is een gemarkeerde lijn, loodrecht op de hartlijn van de baan, aangegeven door twee markeringspunten aan weerszijden van de baan. De kloot moet de lijn volledig zijn gepasseerd.
1.8.2 Finishlijn
De finishlijn is een gemarkeerde lijn, loodrecht op de hartlijn van de baan, eventueel aangegeven door twee markeringspunten aan weerszijden van de baan. De kloot moet de lijn volledig gepasseerd zijn.
1.9 Stok
1.9.1 Op de veldbaan
Op de veldbaan wordt de afzetlijn gemarkeerd door een rechte stok van twee meter lengte met een maximale dikte van twee centimeter.
1.9.2 Op de straat
Op de straatbaan wordt de afzetlijn gemarkeerd door een twee meter lang plat koord/lint, de uiteinden voorzien van een zwaar materiaal, zodat het koord/lint recht en strak over de straat kan worden neergelegd.
1.10 Ongeldig schot
Wanneer een schot niet aan de eis zoals gesteld in artikel 2.11.3 van dit reglement voldoet wordt het als een ongeldig schot bestempeld.
1.11 Onderarmse of “losse” techniek
Bij de onderarmse of “losse” techniek maakt, voordat de kloot wordt weggeschoten, de arm waarmee geschoten wordt een achterwaartse zwaai tot ca. 180 graden. De kloot wordt beneden de schouder losgelaten.
1.12 Slinger techniek
Bij de slingertechniek maakt, voordat de kloot wordt weggeschoten, de arm waarmee geschoten wordt een halfronde (ca. 180 graden) of ronde slingerslag (ca. 360 graden). De kloot wordt beneden de schouder losgelaten.
1.13 Bovenarmse techniek
De bovenarmse techniek is alleen toegestaan bij internationale wedstrijden.
1.14 Losse obstakels
Losse obstakels zijn alle obstakels welke niet tot de veld- of straatbaan behoren. Voorbeelden: personen, kleding, auto’s e.d.
1.15 Vaste obstakels
Vaste obstakels zijn alle obstakels welke tot de veld- of straatbaan behoren.
1.16 De BondsWedstrijdCommissie (B.W.C.)
De B.W.C. verplicht zich tot:
– De organisatie van de wedstrijd en het toezicht op een goede uitvoering van dit reglement.
– Het bewaken van dit reglement (zie huishoudelijk reglement) en is daardoor de eerst aangewezene om wijzigingsvoorstellen op te stellen.
1.17 Wedstrijdleiding
De wedstrijdleiding is/zijn degene(n) die officieel met de wedstrijdleiding is/zijn belast en, zo de omstandigheden vereisen, de wedstrijd kunnen afgelasten. In functie zijnde scheidsrechters kunnen niet tot de wedstrijdleiding behoren.
1.18 De scheidsrechter
1.18.1 Gediplomeerd
Gediplomeerde scheidsrechters hebben de scheidsrechterscursus met goed gevolg afgesloten en zijn officieel erkend. Beslissingen die zij “in functie” nemen zijn bindend. Daarnaast kunnen zij worden belast met de controle op de spelerspas.
1.18.2 Ongediplomeerd
Ongediplomeerde scheidsrechters worden ‘hulp’-scheidsrechters genoemd. Bij hun werk moeten zij worden begeleid/geïnstrueerd door de officiële scheidsrechter(s). Hij heeft alleen voor een bepaald deel van de wedstrijd bevoegdheden.
1.19 De starter
De starter bepaalt het moment waarop een speler of een team met zijn wedstrijd kan beginnen. De aanwijzingen van de starter dienen onverwijld te worden opgevolgd.
1.20 De stoklegger
De stoklegger is eveneens een (hulp)scheidsrechter, en mag niet fungeren bij spelers van eigen vereniging, tenzij hij een groep begeleidt waarin spelers van meerdere verenigingen deelnemen. Hij kan tevens belast worden met het noteren van de schoten. Daarnaast bepaalt hij voor elke speler de afzetlijn en controleert hij of het schot geldig is. Wanneer hij de afzetlijn heeft bepaald blijft hij tenminste één meter verwijderd van het uiteinde van de markering/stok, en wel in het verlengde daarvan.
1.21 De consul
Er word(t)(en) één (of meer) consul(s) gekozen.
De taak van de consul is om voor aanvang van de wedstrijd (tijdig) te inspecteren of de wedstrijdbaan/parcours voldoet aan de eisen. Hij kan naar eigen inzicht de baan/straat afkeuren, dan wel in orde laten maken (weersomstandigheden). Daarnaast is hij verantwoording verschuldigd aan de wedstrijdleiding.
1.22 Spelerspas
Een speler is eerst dan gerechtigd aan klootschietwedstrijden deel te nemen als hij in het bezit is van een door de Nederlandse Klootschieters Bond uitgegeven geldige spelerspas, dan wel kan worden aangetoond dat deze rechtelijk is aangevraagd.
1.23 Categorieën
Er zijn 7 leeftijdscategorieën t.w.:
Cat. I t/m 9 jaar ª junioren
Cat. II 10 t/m 12 jaar ª junioren
Cat. III 13 t/m 15 jaar ª junioren
Cat. IV 16 t/m 18 jaar ª junioren
Cat. V 19 t/m 39 jaar ª senioren
Cat. VI 40 t/m 55 jaar ª senioren
Cat. VII 56 en ouder ª veteranen
Maatgevend is het geboortejaar van de deelnemer, waarbij 1 januari als begin van het geboortejaar wordt gerekend. Dus in het jaar dat men 19 wordt telt men als seniorlid.
1.24 Beslissingen
Zaken of situaties waarin dit reglement niet voorziet beslist in eerste aanleg de wedstrijdleiding. In tweede aanleg de B.W.C. en/of protestcommissie.
Deel 2 Spelregels
2.1 Het spel
2.1.1 Algemeen
Het klootschieten bestaat uit het schieten van de kloot vanaf het beginpunt d.m.v. een schot of opeenvolgende schoten volgens de regels.
2.1.2 Beïnvloeding van de ligging/beweging van de kloot
Niemand mag de ligging of beweging van de kloot beïnvloeden nadat deze weggeschoten is.
2.2 Winnaar van een wedstrijd
Winnaar van een wedstrijd is een speler of een groep spelers die de wedstrijd besluiten met de beste score volgens de regels:
De score kan bestaan uit:
a. Het minst aantal schoten in combinatie met het hoogste aantal meters na de finishlijn.
b. De afstand na optelling van de lengte van de schoten.
c. Het gemiddelde aantal meters per schot. Deze wordt bepaald door de totaal afgelegde afstand – het totaal aantal meters – te delen door het aantal schoten.
d. Een gewogen gemiddelde van het aantal meters per schot in geval van gecombineerde wedstrijden (b.v. 3 * veld’ 2 * straat; 1 * zetten = eindresultaat)
2.3 De speler
2.3.1 Algemeen
De speler dient een geldige spelerspas bij zich te dragen, anders volgt uitsluiting van de wedstrijden. Hij dient onverwijld alle aanwijzingen van de wedstrijdleiding op te volgen straffe van uitsluiting.
2.4 Het wedstrijdreglement
Een ieder die op enigerlei wijze bij een klootschietwedstrijd is betrokken, wordt geacht op de hoogte te zijn van bepalingen van dit wedstrijdreglement.
2.5 Starttijd
De speler als individu of deel uitmakend van een groep of team van spelers dient te starten op de vastgestelde tijd.
2.6 Onnodig oponthoud
De speler moet spelen zonder onnodig oponthoud.
2.7 Onderbreking van het spel
De speler mag het spel niet onderbreken tenzij:
– de wedstrijdleiding het spel heeft stop gezet,
– hij een beslissing dient te verkrijgen over een twijfelachtig of betwistbaar punt,
– er een andere goede reden is, b.v. een plotselinge ziekte of blessure,
– plotseling ontstane extreme verslechtering van de weersomstandigheden één en ander ter beoordeling van de wedstrijdleiding.
2.8 Oefenen
Op de wedstrijdbaan is oefenen toegestaan tot het moment dat de wedstrijd begint. Tijdens de wedstrijd is oefenen verboden.
2.9 Volgorde van spelen
2.9.1 Volgorde van de partijen
In geval van een twee-partijen wedstrijd begint het thuisspelende team. In alle andere gevallen wordt de volgorde door de wedstrijdleiding bepaald.
2.9.2 Volgorde binnen een team
Voor de aanvang van de wedstrijd wordt de spelersvolgorde bepaald, en mag niet meer worden gewijzigd. De scheidsrechter houdt hierop toezicht.
2.9.3 Voor de beurt spelen
Tijdens de wedstrijd wordt altijd eerst met de achterliggende kloot geschoten.
Indien een speler speelt wanneer een tegenstander had moeten spelen is dat schot ongeldig, de wedstrijd wordt dan in de juiste volgorde voortgezet. Wanneer één en ander opzettelijk geschiedt volgt diskwalificatie voor het team waarbij dit voorval zich voordoet.
Indien een speler speelt wanneer een teamgenoot had moeten spelen dan verliest zijn teamgenoot in de betreffende ronde zijn beurt en dient verder gespeeld te worden in de voor de wedstrijd bepaalde vaste spelersvolgorde.
2.10 Zoeken naar de kloot en identificatie
2.10.1 Zoeken naar de kloot
Bij het zoeken naar de kloot mag de zoeker lang gras, biezen, struiken, brem, heide of iets dergelijks aanraken of buigen of in uiterste noodzaak verwijderen, maar alleen voor zover als nodig is om de kloot te vinden en te identificeren; het is verboden de ligging van de kloot ten gunste te verbeteren.
2.10.2 Identificatie van de kloot
De verantwoordelijkheid voor het spelen van de juiste kloot berust bij de speler. Elke speler behoort zijn kloot te kunnen identificeren.
Een speler mag een kloot waarvan hij denkt dat het zijn kloot is, opnemen voor identificatie en deze schoonmaken voor zover als nodig is voor identificatie.
2.10.3 Zoektijd
De zoektijd tijdens de wedstrijd naar een en dezelfde kloot bedraagt per schot maximaal 10 minuten. Indien de kloot binnen deze tijd niet is teruggevonden vindt het volgende schot plaats, daar waar men aanneemt dat de kloot is zoekgeraakt.
2.11 Schieten van de kloot
2.11.1 Toegestane technieken
Per wedstrijd wordt bepaald welke technieken zijn toegestaan.
2.11.2 Het schot
Het schot bestaat al of niet uit een aanloop gevolgd door een afzet waarbij de kloot de hand verlaat in voorwaartse richting. Een ongeldig schot dient te worden overgeschoten. Indien een kloot tijdens een schot uit elkaar springt, moet er worden overgeschoten.
2.11.3 Geldigheid van het schot.
Het schot is geldig indien:
a) de kloot de afzetlijn en de denkbeeldige verlengde lijn overschrijdt,
b) het standbeen de afzetlijn niet raakt of overschrijdt voordat de kloot de hand verlaten heeft,
c) de afzet plaatsvindt in het afzetgebeid (dit betekent dus dat men buiten het afzetgebied mag beginnen met aanlopen; de afzet moet plaatsvinden binnen het afzetgebeid),
d) het schot heeft voldaan zoals in punt 4.3 (rondeschieten) is omschreven.
e) Het raakpunt binnen de aangegeven lijnen is. (Geldt alleen voor het onderdeel zetten). Is het schot geldig, maar buiten de lijnen beland, wordt een afstand genoteerd van 0,00 meter.
2.11.4 Drie aaneengesloten ongeldige schoten
Een speler die gedurende dezelfde beurt drie achtereenvolgende ongeldige schoten heeft geproduceerd wordt bestraft met 30 meter, met in achtname van behoud van de afstand van de ligging van de kloot tot de baanbegrenzing.
Indien de situatie op de baan/straat dit toelaat moet de kloot van de bestrafte speler 30 meter teruggelegd worden. In het andere geval word(t)(en) de tegenpartij(en) begunstigd met 30 meter.
In het tweede geval wordt eerst het voordeel van 30 meter uitgemeten en de ligging van de kloten bepaald, om daarna volgens de regels de wedstrijd voort te zetten met de bestrafte speler.
2.12 Kloot bewogen, van richting veranderd of gestopt
2.12.1 Stilliggende kloot bewogen
Een kloot wordt beschouwd als “bewogen” wanneer het zijn ligplaats verlaat door toedoen van menselijke handeling(en) en op een andere plaats komt te liggen.
Wanneer de kloot van een speler wordt bewogen dient deze te worden teruggeplaatst nar het oorspronkelijk uitgerolde punt.
Een kloot mag eerst dan worden bewogen indien dit kenbaar wordt gemaakt aan de wedstrijdleiding (scheidsrechter/stoklegger), en deze daarvoor toestemming verleent.
2.12.2 Kloot in beweging van richting veranderd of gestopt
Wordt een kloot aangeraakt c.q. tegengehouden door leden en/of supporters van de eigen partij of toebehoren van hen, wordt de kloot op de plaats van aanraken c.q. tegengehouden neergelegd voor het volgende schot. Wordt een kloot aangeraakt c.q. tegengehouden door leden en/of supporters van een andere partij/publiek of toebehoren van hen, mag de speler of mogen de teamleden van de speler beslissen of er wordt overgeschoten.
Indien de kloot terugrolt, en men houdt deze tegen, dan wordt de kloot 30 meter teruggelegd.
Geen reacties